Hydra terug in de tijd

18 juni 2013 Bas Wanrooij
Hydra het haventje met de stad

Hydra het haventje

Hydra is een van de Argo-Saronische eilanden, een eilandengroep die grofweg de kustlijn van het schiereiland Argolis volgt. Met uitzondering van Kithira, ten zuiden van de Peloponnessos. Egina ligt op steenworp afstand van Piraeus, naar Hydra is het vijf kwartier varen. Dit bijzondere, rotsachtige eiland waarvan de naam verwijst naar het water dat er eens moet zijn geweest, meet 50 km2 en er wonen zo’n 3000 mensen, vrijwel allemaal in en nabij Hydra-stad. Dorpjes zijn er nauwelijks, ezels juist in overvloed. Ik val als een blok voor de unieke charme ervan.

Sinds mijn zestiende droom ik van Hydra. Of beter gezegd: ik droom van het eiland waar Leonard Cohen een huis bezat, waar hij gedichten en liedteksten schreef, en waar hij in stijl een vrij, bohemienachtig leven kon leiden. Een authentiek leven. ‘Marianne’ was erbij, en de ‘Bird on a wire’. Cohen was verliefd op het eiland en het licht, op de relatieve afzondering en de stilte, zonder gemotoriseerd verkeer en met veel ‘vroeger’. Op Hydra klonken (en klinken) de ezelhoefjes en ratelende wielen van handkarren op de kalkstenen keien net als eeuwen geleden. Ik ben benieuwd of ik net zo onder de indruk zal zijn van het eiland, al is het natuurlijk met zijn tijd meegegaan.

Bij aankomst in de haven van Hydra-stad weet ik het eigenlijk al: ja, ik begrijp het. Het eiland ziet er leeg en onherbergzaam uit. Onbewoond, bijna. Maar dan komt het stadje dichterbij, en herken je wat bewoning langs de kust. De aanblik van de hoefijzervormige haven met de marmeren klokkentoren en de wit- en pastelkleurige huizen en statige panden eromheen en erboven, is vanaf het water al schitterend. Zodra je voet aan wal zet op het glanzend afgesleten plaveisel, is het alsof je een decor binnenstapt, een filmset, compleet met handkarren en ezels en andere attributen uit vervlogen tijden.

En tegelijkertijd voel je meteen dat Hydra-stad chique en mondain is – en onmiskenbaar Grieks. De terrassen in de haven zitten ’s ochtends al vol, onder rijen enorme luifels wordt in alle rust (letterlijk!) ontbeten en koffie gedronken, classy publiek staat te wachten op een ferry of een kaïk die ze naar een strandje zal brengen. Geld selecteert, en Hydra is een prijzig eiland. Vooral voor een overnachting in een van de dertig hotels in Hydra-stad (ook wel ‘Kiafa’ genoemd, het Albanese woord voor ‘heuvel’. Eind 17e eeuw waren Albanezen de eerste settlers op het tot dan vrijwel vergeten eiland) betaal je het volle pond. Maar dat heb ik er graag voor over om te kunnen struinen door de smalle, fotogenieke straatjes, te snuffelen in boetiekjes, musea te bezoeken, uren op terrassen te zitten en het labyrint van steile trapstraatjes te verkennen. Omhoog gaat het, honderden treden lang tussen hoge muren door, kruip-door-sluip-door, met waanzinnige blauwe vergezichten met de stad aan je voeten. Tijdens relatief korte periodes van grote welvaart werd op Hydra in de 18e eeuw en 19e eeuw in een keer veel gebouwd, waardoor er eenheid in architectuur is. De zachtgrijs gestucte herenhuizen zijn robuust en toch gracieus, heel stijlvol. Tegenwoordig gelden er strikte bouwregels voor vergunningen en restauraties om die eenheid te behouden. Hydra mag voor architecten een droom zijn, het is bepaald geen openluchtmuseum. Het eiland trekt met zijn vele prima restaurants en bruisend nachtleven een artistiek publiek van over de hele wereld, en is populair bij dagjesmensen uit Athene, die de oversteek zelfs maken voor een paar uur afgelegen strand. Veel rijke Atheners hebben er een zomerhuis. Bijzonder dat de winkeliers en lokalen juist opvallend rustig en vriendelijk zijn.

Het contrast tussen Hydra-stad en de verlatenheid op de rest van het eiland is enorm. Het binnenland is alleen lopend te verkennen en er zijn verschillende kerkjes waar je naar toe kunt wandelen. Op weg naar het klooster van Profitis Ilias, anderhalf uur stevig doorstappen vanaf de hoofdstad, op de flanken van de hoogste berg van het eiland (Mount Eros, 588 m), is de stilte overweldigend – net als het uitzicht over zee in het oosten en het uitgestrekte bergland van de Peloponnessos achter de Golf van Hydra in het westen. Het is nauwelijks voor te stellen dat er eens water in overvloed is geweest (de naam van het eiland is afgeleid van het Oudgriekse ‘udor’, dat ‘water’ betekent), en dat het eiland begroeid was met dennen. Varend langs de westkust lijkt er op Hydra nu nauwelijks nog vegetatie te zijn. Tot we het uiterste puntje van het eiland bereiken, en aanmeren bij het kiezelstrandje van Bisti Beach. Het helle groen van de bomenzee doet bijna pijn aan je ogen, en waar eens (nog steeds?) bronnen ontsprongen, kun je nu onder parasoldennen schuilen voor de zon en doezelen in hun schaduw. En je verbazen over hoe snel het went, ezels in het straatbeeld.