Als het er na een hete dag enigszins afkoelt, komt Archangelos tot leven. In de sfeervolle steegjes nemen de dames plaats in plastic tuinstoelen bij de voordeur, kinderen vermaken zich op het dorpsplein en de taveerne vult zich met enkel testosteron. Een heerlijk Grieks tafereel, zo ook in het grootste, meest traditionele dorp van Rhodos.
Door Faliraki, langs Kolymbia richting Lindos. Maar zover hoef ik niet te gaan. In de verte zie ik dat we afslag Archangelos naderen. Na enkele minuten rijd ik het centrum binnen en parkeer bij het blauwgekleurde café Kapetepia, die van Nikos. Het is er goed toeven op de veranda zo rond de klok van vijf in de middag, het beste tijdstip om erop uit te trekken hartje zomer. Om me heen zie ik uitsluitend Grieken, geen toerist te bekennen. Ook geen souvenirwinkels of reisbureaus. Ik heb me laten vertellen dat de autoriteiten het verbieden om er als gids te werken. Dat maakt me ontzettend nieuwsgierig en besluit het mysterieuze dorp op eigen houtje te verkennen.
Vers van de pers
Terwijl ik op de veranda uitkijk over het drukke straatleven van Archangelos, vertellen de cafégangers me over de olijffabriek van Tasos, sinds een paar weken open en absoluut de moeite waard voor een bezoek. Bovendien blijkt de eveneens aan de hoofdweg gelegen fabriek de enige op het eiland die toegankelijk is voor toeristen. Uniek dus. Even later loop ik tegen een authentiek opgeknapt pand aan, voorzien van een houten overkapping en compleet met scheefgroeiende boom, kleurrijke bloemen in potten en eromheen oud machinaal. Tasos oogt blij verrast en begeleidt me via de achterzijde naar zijn grote trots: de fabriek. Hij weet er alles van, blijkt als hij me een kijkje geeft in de met reservoirs ingerichte ruimte. Geen wonder, als zoon van een olijffabrikant is hij opgegroeid met de groene vruchten. Tasos is de Engelse taal niet helemaal eigen, maar dat heeft zo zijn charme. En omdat ik hem best kan verstaan als ik me ietwat concentreer, luister ik rustig verder naar zijn verhaal. Over het wassen, stampen, centrifugeren van de olijven en van hun pitten worden ontdaan die ze vervolgens weer gebruiken voor de productie van olijfolie om in te bakken, de B-kwaliteit. Maar ook over de gebruiken. Veel inwoners van Archangelos zitten ‘in’ de lijfolie. Tijdens de plukmaanden, vanaf november, trekken zij bepakt en bezakt met hompen brood, tomaten en stukken feta naar de gaarden om daar met speciaal gereedschap de olijven uit de bomen te halen. Met een overvloed aan olijven – als ze geluk hebben tenminste, elke boom geeft om het jaar geschikte vruchten – keren de plukkers terug naar het dorp om de buit bij de fabriek af te leveren. Bijzonder is dat zij de verwerking ervan bekostigen met een deel van de geplukte olijven die de fabrikant op zijn beurt weer verkoopt. Het andere deel is voor de plukkers zelf. Olijfolie is exportproduct nummer een in Griekenland. Als je bedenkt dat een liter van de beste kwaliteit – de olijfolie afkomstig van bomen die halverwege de berg groeien en niet geïrrigeerd worden blijken het meest smaakvol- olie wel tachtig (!) euro oplevert in Rusland, reken ik mezelf al rijk. Maar zo gemakkelijk zal het vast niet gaan. De olie die niet verkocht wordt, bewaren ze bij ‘oma’ onder tafel, in van die grote vaten, formaat regenton. Ik vraag me af of die ooit op zullen gaan als er elk jaar weer liters bij komen.
Mijn bliksembezoek sluit ik af op de plek waar binnenkort een terras wordt geopend, belooft Tasos me. Speciaal voor toeristen. Natuurlijk koop ik een flesje extra vergine, die gek genoeg niet afkomstig is uit Archangelos, maar uit de fabriek van zijn familie uit Olympia. Over slim ondernemen gesproken…..
Door de straten
Tegenover het café neem ik een korte stop bij de waterplaats. Het hoge stoepje waarop ik plaatsneem, deed vroeger dienst als handige afstap wanneer jij je even op wilde frissen tijdens de rit met het enige vervoersmiddel dat men toen kende: de ezel.
Ik neem me voor om het dorpje op de bonnefooi te verkennen en loop een willekeurig straatje in. De aan weerszijden blauw geverfde lijnen op de straatstenen brengen me naar een lieflijk binnenplaatsje met een gigantische boom in het midden. Ernaast de plaatselijke supermarkt. Ze verkopen er ambachtelijk groene zeep. €1 per blok en te gebruiken voor het reinigen van huid, haar én kleding. Een topsouvenir dat er ook nog lekker traditioneel uitziet. De kaarsen zijn ook een musthave, die sommige dorpsbewoners gebruiken als ingrediënt van een hydraterend beautymasker. Meng net zoveel kaarsvet als olijfolie, breng het aan op je gezicht en ga ermee slapen. ’s Morgens sta je op met een babyhuidje. Als de schemering valt, vervolg ik mijn tocht via het witte suikerkerkje.
Honderd tegeltjes
De zojuist nog lege stegen zijn inmiddels gesierd door vrouwen op plastic kuipstoeltjes. Ze lachen en groeten me. Of ik binnen wil kijken? Tuurlijk. Binnen zie ik waarom het dorp als meest traditioneel getypeerd wordt. Achter de grote Jezus- en Mariabeelden midden op tafel hangen versierde schoteltjes aan de wand. Wel honderd. Ze zijn al oud en hebben elk een eigen verhaal. Het blijkt hun manier van decoreren. Ieder traditioneel huis in Archangelos heeft er zoveel aan de muur hangen. Hierna krijg ik de rest van de woning zien. Van de speciaal voor de huwelijksnacht bestemde bedstee tot de soufa, de verhoging in de hoek met matras en open haard. Vroeger hielden de vrouwen zich daar lekker warm bij het vuur, nu slapen de bewoners of logees er. Dan gaat de voorraadkast open. En daar staan ze. De tonnen, tot aan de rand toe gevuld met olijfolie. De heer des huizes drukt me een fles droge witte wijn in mijn hand en staat erop dat ik die aanneem. Ik voel me een beetje ongemakkelijk. Eigenlijk ben ik degene die ze een cadeau moet schenken. De opkamer lijkt overigens wel een museum als ik om me heen kijk. Alle accessoires hebben een vaste plek en worden als het ware tentoongesteld. Leven lijkt me hier behoorlijk lastig. Dat doen ze dan ook in de keuken. Mijn bezoek is nog lang niet voorbij als de bewoners honderduit vertellen over tradities en bijzondere momenten die ze samen beleefden. Die van de acht broden bijvoorbeeld. Als gezin bakte je ze vroeger elke week. Zeven voor eigen gebruik, één voor de dominee. Die heeft het gemakkelijk gehad, dacht ik. Twee weken voor Pasen bereidt iedereen zich bovendien voor op de processie door hun huis wit te verven. Met kaarsen in hun handen loopt de hele bevolking midden in de nacht richting kerk. En dan begint het stampen. Het oorverdovende geluid symboliseert de aardbeving die zich voordeed tijden de wederopstand. Een spektakel op zich.
Inmiddels heeft de schemering plaatst gemaakt voor de maan. En als het donker is, duiken de meesten hier onder de wol. De bewoners dank ik voor ze de gastvrijheid en loop via een andere route terug naar het café. Ook daar is het rustig. Nog even schuif ik aan bij de vrouw van de café-eigenaar en vertel haar mijn belevenissen.
Op eigen houtje
Archangelos kent zijn eigen normen en waarden, zijn eigen cultuur. Het traditionele karakter is er nog sterk aanwezig. Het grootste dorp van het eiland is immers altijd zelfvoorzienend geweest. Geen man hoefde naar de stad om er te werken. Met tienduizend inwoners was er voldoende werkgelegenheid. Maar ook in Archangelos verandert dat. Het uithuwelijken is er – hoewel het nog regelmatig gebeurt, al ontkennen de bewoners het als je ernaar vraagt – niet meer verplicht en de jonge dames lopen in de laatste mode over straat. Niet bepaald ouderwets. De moderniteit doet ook daar haar intrede. Zal dat de ogen van de autoriteiten doen openen? Aan Tasos ligt het in ieder geval niet. Die wacht met smart op de horden toeristen. In de tussentijd wil ik iedereen aanbevelen om het dorp net als ik op eigen houtje te verkennen, want Archangelos is rijk aan schatten, letterlijk en figuurlijk.