Eilandhoppen op de Cycladen

15 maart 2012 Bas Wanrooij

De eilanden van de Cycladen in de Egeïsche Zee zijn de kroonjuwelen van Griekenland. Kale, zonovergoten rotseilanden, bezaaid met witgekalkte dorpjes en kerkjes met felgekleurde koepeldaken, rijk aan historie en karakter. Eilandhoppen is dé manier om je te laten betoveren door het licht en de archipel te verkennen.

Delos

In de Cycladen draait alles om Delos – letterlijk. Volgens de mythologie is het hier allemaal begonnen toen Leta, zwanger van oppergod Zeus, geen veilige plek kon vinden om te bevallen omdat Hera, Zeus’ jaloerse echtgenote (en zus!), daar steeds een stokje voor stak. Vertwijfeld zwalkte Leta rond in de Egeïsche Zee, zich ten einde raad vastklampend aan een uitstekende rotspunt van het onzichtbare eiland Adelos. Hera kreeg meelij. Ze liet Leta beloven haar kinderen te zullen opdragen op het eiland te passen en er te waken over het licht. Nadat Leta had ingestemd, kon ze bevallen van Apollo en zijn tweelingzus Artemis, hij de god van het licht en de muziek, zij de godin van de jacht. Het eiland werd verankerd op de zeebodem en de naam veranderde in Delos, zichtbaar. De andere eilanden cirkelen er in een cyclos omheen – soort van, dan.
Nooit zag ik mooier, helderder licht dan hier. Het felle, bijna witte licht maakt alles wat kleur heeft, intenser. Het stralende wit van de kubushuizen in de dorpen. Het verzadigde rood, blauw, en groen dat als kleuraccent is aangebracht op deuren, bloempotten en kerkjes. Het azuurblauw van de zee. Ook de lucht is blauwer. Hoger. Wijdser. Zonnegod Apollo houdt woord – het licht is prachtig. Geluk in de Cycladen is op een plastic stoeltje op de achtersteven van een ferry zitten, in de luwte van de schoorsteen. Uitkijkend over zee, langs de witte streep die de boot in de golven trekt, naar een snel kleiner wordend eiland dat zijn schilderachtige havenstadje weer lijkt op te slokken. Voetjes op de reling, zon op je gezicht, zo nu en dan een warme windvlaag. Kijken en voelen. Hoe het schip vaart maakt en de wereld groter wordt . Eerst links en rechts nog wat kale rotsen, dan open zee en niets dan water en lucht. Tijd bestaat niet, verstrijkt slechts. Dan, later, de contouren van een nieuw eiland dat zich aftekent in de verte, steeds scherper. De eerste indruk van de haven, de bedrijvigheid op de kade, passagiers die gaan en komen. Laden en lossen is zo gepiept, en nog geen kwartier later vaart het schip weer, terwijl de luiken van het ruim langzaam dichtklappen.

Cycladen

Hoe zwaar, nijpend en complex de huidige situatie in Griekenland ook is, de Cycladen liggen er onverminderd schitterend bij. Vanuit de lucht is het alsof er een hand grind is uitgestrooid in de Egeïsche Zee, bespikkeld met witte vlekjes en overgoten met stralend wit licht. De tientallen eilanden staan met elkaar – en met Athene – in verbinding via een ingewikkeld, zeer variabel veerbotenschema dat buiten het seizoen op minder dan halve kracht functioneert. De grootste eilanden in de archipel hebben een internationale luchthaven, binnenlandse vluchten zijn er vrijwel overal. In de Cycladen vind je de uitersten – en alles ertussenin. Van piepkleine, nauwelijks bewoonde rotseilanden tot het mondaine Mykonos, feesteiland voor de internationale jetset en gays. Van het groene, vruchtbare Naxos tot de uitzinnige maanlandschappen en rotsformaties op eilanden als Folegandros en Milos. Van bedevaartsoord Tinos tot het extreem afgelegen Astipalea. En natuurlijk is er vulkaaneiland Santorini, het drukst bezochte en meest bejubelde eiland ter wereld. Komen aanvaren over de krater die nog steeds ieder moment opnieuw kan uitbarsten – net als rond 1450 v. Chr., toen als gevolg van de vulkaanuitbarsting een tsunami ontstond die de hele Minoïsche cultuur in een klap wegvaagde –, en de zwarte kraterwand zien oprijzen uit zee is spectaculair. Op driehonderd meter hoogte, bovenop de caldera (van het Engelse ‘cauldron’, kookpot) liggen huisjes, koepelkerkjes en hotels als een laag pastelkleurige glazuur op een hoge chocoladetaart. Eenmaal op het eiland, bovenop de rand, schieten superlatieven tekort. Een mooier uitzicht bestaat niet. Cruiseschepen formaatje speelgoedboot varen af en aan in de azuurblauwe diepte beneden je. Pastelpracht links en rechts. Aan de horizon nog twee eilanden, ook delen van de vulkaanwand. Nationaliteiten van over de hele wereld krioelen door de nauwe steegjes in hoofdstad Thira, bezoeken de musea en lopen de 580 treden naar beneden, naar de oude haven, om zich voor vijf euro op ezeltjes terug naar boven te laten vervoeren, slalommend tegen de kraterwand op. Wij slapen twee nachten in een chique skafta, een soort grotwoning, half uitgehakt in de kraterwand en half er tegenaan gemetseld. Als we neerstrijken op ons terras dat uitkijkt op het westen, zijn we sprakeloos. De schoonheid van de wereld is overweldigend, ongekend, bijna onaards. Hier willen we nooit meer weg…

Santorini

Santorini mag dan het summum zijn, we beginnen onze reis bij het begin, bij het heilige Delos dat eigenlijk een groot openluchtmuseum is. Er overnachten is verboden, en dus doen we een dagtrip vanaf Mykonos, het eiland waar het altijd waait, aan de oostelijke rand van de Cycladen. Hier opvallend veel Aziatische toeristen, duiventillen en zeer verzorgde herenparen uit alle windstreken. ‘De prijzen bepalen het publiek,’ zegt ober Dimitri met een grijns – het seizoen van zeven maanden buffelen is nog maar net begonnen. Hij komt uit Macedonië en is een van de honderden obers die voor het seizoen in komen varen, uit Athene maar ook uit Albanië en Bulgarije. Sinds het toerisme hier – onder andere na Shirley Valentine – echt is begonnen, ligt er eigenlijk altijd wel een cruiseschip in de nieuwe haven. Van over de hele wereld komen ze voor Petros, de pelikaan die rondscharrelt door de steegjes van Little Venice. En voor de windmolens, de katten en de witte kubushuisjes. Het is toeristisch en mooi tegelijk, het is alsof je rondloopt in een kalender. Stranden genoeg, en een dag brommeren is een feest. Eten doen we aan de zuidkant van het eiland bij Agrari, met onze voeten in het zand. Heerlijk in de luwte van de heuvels…
De dag dat wij naar het heilige eiland willen, is het bewolkt, windkracht 9. De golven hebben witte schuimkragen en alle ferryverkeer is afgelast. ‘Come back tomorrow,’ zegt de juffrouw van het ticket office laconiek, matter of factly. Ze kijkt ons zelfs niet aan. En waarom zou ze ook. Wat valt er te zeggen als zelfs de grote, uiterst stabiele veerboten, zoals die naar Santorini, niet varen? Elk strak plan is hier een illusie. Pas een dag later, op een zeldzame windstille, zonovergoten zondagochtend, kunnen we. Terwijl de Grieken aanschuiven voor de ochtendmis en de stem van de priester over het dorpsplein schalt, stappen wij met een dubbele lading Amerikanen, Aziaten en Franse toeristen aan boord van de Delos Express. Delos is een half uurtje varen, het laatste stuk tussen rotsbrokken en kleine eilandjes door. Langzaam wordt het stiller. Om ons heen en aan boord. Als we aanmeren in de oude haven is de stilte overweldigend. Er is hier niets, behalve opgravingen en de sfeer uit een ver verleden. Heel speciaal. Midden op het lage eiland ligt de berg Kynthus (113 meter), de plek waar Zeus werd vereerd. We klimmen naar de top en kijken uit over het geelpaars bloeiende eiland en de witstenen plattegrond van wat eens een florerende handelsstad was. Rondom rotseilanden en water. Bij de haven, vlak bij het heilige meer waar Leta beviel, leiden gidsen groepjes toeristen rond tussen de opgravingen. Onder hen Takis Christopoulos, student archeologie uit Athene, met specialisatie Delologie. Hij is gefascineerd door het eiland. ‘Nog maar een kwart van alles wat hier ligt, is tot nu toe opgegraven. Duizenden jaren handel, oorlog, religieuze erediensten. Alles op een postzegel.’ Zuilen, muren, beelden, een theater, mozaïekvloeren. En een fraai museum. De paar uur die ons gegund zijn, zijn veel te kort. Om exact drie uur worden we naar de haven gesommeerd, voor de laatste boot terug. Ik zie Takis op het bovendek, hij lacht als hij me herkent. Ik ben jaloers: hij mag morgen weer…

Mykonos naar Paros

Van Mykonos gaan we naar Paros. Met de Flying Cat 4, een gestroomlijnde, felrode catamaran die van binnen net een verduisterde Boeing 747 is. Airco, tv voor de kids, snackbar, nog net geen stewardessen. Minder romantisch dan een trage ferry met zonnedek, wel zo praktisch. Paros en Naxos zijn de ferryhubs. Vrijwel alle ferryroutes komen hierlangs. In de haven van hoofdstad Parikiá gaan we van boord, en worden verwelkomd door tientallen ronselaars met borden met foto’s van accommodaties. ‘Domátia, domátia! Rooms, rooms!’ Een bed is altijd wel te vinden, zelfs in het hoogseizoen. Paros is na Naxos, het groene Dionyssos-eiland, het grootste eiland in de Cycladen. Ooit was het welvarend en beroemd om het witte, extreem doorschijnende marmer dat er diep in de heuvels werd gedolven. Romeinen waren er dol op en exporteerden rond het jaar 0 vanuit Parikiá vrachtladingen van de kostbare steen. De Venus van Milo, de Nikè van Samothraki, de Akropolis in Athene – allemaal Paros-marmer. Eens was de hele hoofdstad schitterend wit marmer. We huren een kamer en een brommer, en rijden via het schilderachtige havenstadje Naoussa naar de zandstranden en indrukwekkende granietformaties bij het noordelijke Kolimbithres Beach. Dan gaat het de binnenlanden in, op zoek naar de marmermijnen. We treffen Manolis Fokianos, die werkt met marmer. ‘De oude mijnen zijn gesloten. Het marmer dat ze tegenwoordig winnen, iets verderop, is minder wit dan vroeger.’ Door een warm geurgordijn van kegeltijm, rozemarijn, oregano en salie lopen we over een met marmer bestraat pad naar de mijningang, die is afgezet met veiligheidshekken. Ik moet denken aan de roman van Marie Stahlie, Honderd deuren. Een cruciale scene in het verhaal speelt zich af in de mijn. Doodeng… We lunchen in de hoofdstad, vlak bij de haven en bezoeken de beroemde kerk met de honderd deuren. Terwijl de zon ondergaat, slenteren we door steegjes en beklimmen het oude Venetiaanse fort. Het mooie archeologische museum bewaren we voor de volgende dag.

Kleine Cycladen

Op ons verlanglijstje staan ook de Kleine Cycladen, vlak onder Naxos. We kiezen voor een dagtrip vanuit Piso Livadi, een charmant, net leuk ontwikkeld toeristisch en toch authentiek havenplaatsje aan de oostkant van Paros, en kopen tickets bij een lokaal reisbureautje. Op naar Iraklia en Koufounissi. ‘Welcome aboard, my friend!’ Een uitbundige Adonis die Nikos blijkt te heten – type brede lach, leerbruine huid, lange grijze paardenstaart –, begroet ons hartelijk. Nikos vaart dagelijks toeristen naar de kleine eilanden. Het tochtje op zijn schip heeft iets oers, iets van alle tijden. De mens en de elementen, dat idee. We tuffen naar Agios Giorgios, het havenstadje op Iraklia, en eten gegrilde sardientjes in de taverne van een neef. De wijn vloeit rijkelijk, de sfeer is superrelaxed. ‘All people same heart,’ stelt Nikos vol overtuiging. Op Koufounissi kent hij alle vissers bij naam. Het is er stil. Laag, kaal, onbeschut en leeg. Puur en eenvoudig, zo je wilt – en door de zon gegeseld. Inderdaad is er zo goed als niets, op wat dorpjes, tavernes en mooie strandjes na. De afgelegenheid heeft iets claustrofobisch, helemaal in de brandende hitte. Als we na een paar uur lunchen, luieren en wandelen weer vertrekken, voel ik iets van opluchting. Op de grotere eilanden voel ik me prettiger. Met meer reliëf, meer leven, meer groen. Het gevoel van vrijheid, ver weg van de dagelijkse hectiek, vind je op alle eilanden. Net als ruig natuurschoon, licht, prachtige stranden, haventjes en knusse tavernes. Je zou elk jaar een paar van deze zonovergoten eilanden willen bezoeken, net zolang tot je jouw lievelingseiland vond – of eindeloos blijven reizen en avonturen beleven, zoals Odysseus. Amorgos moet prachtig zijn, met dat beroemde klooster dat tegen de rotsen is gemetseld. Folegandros met zijn inspirerende, fotogenieke rotspartijen. En Sikinos, het enige eiland in de Cycladen dat echt bewoond wordt en niet volledig drijft op toerisme. Graan, druiven, olijven, akkerbouw. Bijzonder dat dat hier mogelijk is. Ben benieuwd… Wanneer zouden er ferry’s die kant op gaan?