Toen Zeus de wereld verdeelde vergat hij een stuk te reserveren voor zonnegod Helios. Prompt eigende Helios, later bekend als Apollo, zich het vruchtbare eiland Rhodos toe zodra dat oprees uit de Egeïsche Zee. In de oudheid werd als eerbetoon een bronzen standbeeld van de god gegoten, een wereldwonder van 33 meter hoog. Het huidige Rhodos is meer dan de mythische Kolossus – indrukwekkend en verrassend divers.
Gisteravond laat landden reisgenoot Wil en ik op de luchthaven van Rhodos. Het was donker en het waaide hard. Silhouetten van palmbomen wiegden in de wind, de hoge bergen die er moesten zijn waren nauwelijks te ontscheiden. Een late krekel tsjirpte, er klonk geluid van ruisend riet. Na een uur rijden arriveerden we in ons hotel in Lindos, waar we al snel bekaf in slaap vielen.
Pas vandaag zien we waar we zijn beland: in een aangenaam overzichtelijke witte wereld omringd door grijs en blauw; hoge rotsen, een strakblauwe hemel en een stuitend blauwe Egeïsche Zee. Het ontbijtbuffet was overvloedig, het zwembad aangenaam, vanavond wacht het dinerbuffet. “Als jullie naar het strand willen heb ik wel wat tips”, oppert Natasha Psarou, de charmante manager van Hotel Lindos Sun. Sinds een jaar of vijf jaar runt zij het familiehotel dat vader Yiannis in 1985 begon. De familie heeft ook een hotel in Ixia bij Rhodos-stad, Hotel Nathalie. “Bij Pefki, twee kilometer verderop, heb je fijne strandjes. Bij Lindos is het vaak druk. Mooier is Glystra, een kwartiertje rijden. Er zijn ligbedjes en parasols, maar het zand ligt ook prima. Er is schaduw van struiken en er is een barretje – ideaal voor jullie eerste middag op Rhodos.” Natasha is overtuigend. Een half uur later rijden we over de kustweg naar het zuiden.
We nemen de afrit naar zee en zien het beschutte strand al liggen, in de vorm van een wassende maan. Over houten vlonders lopen we naar het achterste, primitieve deel. Weinig mensen, wat spelende kinderen, rotsen in zee. Achter het strand een groen en geurig maquis-achtig duingebied met dennen en struiken waar het heerlijk struinen is. De krachtige najaarszon verwarmt onze koude botten, het zeewater is behaaglijk. Zo zou een vakantie op Rhodos kunnen zijn: lekker eten, strand, zwemmen, doezelen, lezen, kijken, ontspannen. Alleen is er op Rhodos zoveel te ontdekken…
Eiland van ridders en sights
Wat Rhodos en de andere zuidelijke Dodekanesos-eilanden zo uniek maakt voor Griekenland – o.a. de zichtbare herinnering aan het Ottomaanse rijk, de ruige en gevarieerde natuur op de verschillende eilanden en overal kastelen, burchten en ridderverhalen –, heeft alles te maken met de geografische ligging. De archipel is de meest zuidoostelijke van Griekenland en strekt zich uit voor de Turkse kust.
Hoofdeiland Rhodos ligt in een verre uithoek van Griekenland en voor wie het wil zien, ligt het tamelijk strategisch. Dat was in de 13e eeuw voor de ridders van de Johanniterorde, de Hospitaalridders, reden om het eiland in te nemen: ze waren verdreven uit het heilige land en zochten een nieuw thuis. Rhodos was een prima plek. Er was water, het was er vruchtbaar en er was akkerbouw, bosbouw en scheepsbouw. Cultuur. Welvaart. De ridders bezetten het gebied tot de 16e eeuw, toen ze werden verdreven door de Ottomanen, die op hun beurt het veld moesten ruimen voor de Italianen. De tientallen burchten die ze langs de kust en op hoge bergen bouwden, getuigen van hun macht. Het kasteel bij Monolithos ligt aan de zuidwestkust tamelijk spectaculair – inderdaad – op een eenzame rots. Ook ruïnes en half vervallen burchten zijn heel decoratief in het lege eilandlandschap. Het middeleeuwse deel van Rhodos-stad is een droom, de haven groots.
Na de bejubelde Rhodos-stad waar de meeste eilandbewoners wonen, is Lindos, het witte stadje, de sterattractie op het eiland. We slenteren ons fotograferend en winkeltjes kijkend een weg omhoog naar de Akropolis (116 m hoog) en de burcht die werd gebouwd rondom het beroemde antieke Tempelcomplex waar naar verluid Hercules al kwam. Het is druk, maar het kan erger. In het hoogseizoen, als de excursies een veelvoud zijn van wat er nu aanmeert en parkeert.
Op het terras van de RainBirdBar drinken we verse jus met uitzicht op de baai terwijl hippe ober Dimitris – staartje, armbandjes, goede jeans – vertelt: “Er waren jaren dat er per dag wel zo’n tien duizend bezoekers langskwamen in Lindos. Nu zijn het er net genoeg om te kunnen draaien.” Veel Russen op Rhodos (speciaal voor hen zijn er de MEXA-bontwinkels) en West-Europeanen (van wie er veel inmiddels een huis hebben), nauwelijks Griekse toeristen. “Rhodos ligt simpelweg te ver van Athene”, vervolgt Dimitris. “Vijftien uur met de boot, vliegen is duur. En daarbij hebben Grieken hun zomerhuizen, ze hoeven niet persé op reis in hun vakantie.” Zelf komt hij uit Parga. Hij is hier voor het seizoen en gaat dan “terug naar Griekenland”. Inderdaad is het zoeken naar dat typisch Griekse gevoel. Griekse klanken, zonnebrillen, de luidruchtige openheid, ze zijn er nauwelijks. Daarvoor in de plaats is er zonovergoten elegantie, natuur en een indrukwekkend verleden.
Weelderig binnenland
Rhodos meet zo’n tachtig bij veertig kilometer en de variatie in sfeer en omgeving is enorm. Idealiter zou je op verschillende plaatsen enkele nachten moeten verblijven. Bijvoorbeeld in het antieke noorden waar gezellig veel toerisme is, in het bergachtige westen en halverwege de oostkust, bij Lindos. Na een bezoek aan handwerkdorp Archangelos rijden we het binnenland in, de witgekalkte kerkjes, traditionele dorpjes en sinaasappelboomgaarden achter ons latend. Gestaag gaat het omhoog de bergen in.
Er verschijnen dennen langs de weg, water stroomt in de rivierbedding er onderlangs. Ineens is daar Epta Piges, groen, weelderig en stil. Beschut. Je kunt wandelen langs het water dat hier in zeven bronnen ontspringt en in de met bossen erboven, klimmend over boomwortels en tussen enorme saliestruiken door. Pauwen pikken er wat in de grond, grote eenden en ganzen dobberen afwachtend rond bij het bruggetje. “Het water is hartstikke gezond”, verzekert de uitbater van het restaurant ons. Met gevulde flessen gaan we verder de bergen in naar Profitis Ilias. Langs slaperige dorpjes door beboste bergen waar ieder moment een hert uit tevoorschijn kan springen. Het is hier een andere wereld. “Het lijkt op Zwitserland”, had Natasha al gezegd. Aan de westkant van het eiland bezoeken we de hooggelegen antieke stad Kameiros, een van de best bewaarde oude steden in Griekenland. De kust is hier minder ontwikkeld en woester. Het voelt authentiek aan.
Vrijheid
Op een dag rijden we langs de kustweg naar Prasonisi, het laatste deel slalommend door laagland wat in feite een grote archeologische site is. Overal kerkjes. Wat we aantreffen achter de heuvels is letterlijk adembenemend: een eindeloos zandstrand omringd door zee en land. Wat een ruimte, wat een plek. “Surfen is hier te gek”, zegt Michal Pastor uit Polen. Samen met zijn vriendin is hij al voor het derde jaar op rij twee weken op Rhodos. Het stel huurt een kamer in Kattavia, acht kilometer verderop, en regelt ter plaatse een kite. “Sommige surfers slapen in Prasonisi, wij willen er ’s avonds wel uit. Even rust”. Het waait altijd op het verste zuidpuntje van Rhodos. Constant, windkracht vijf of zes. Dan weet je waar je aan toe bent, als surfdude.
De hoge lucht is bezaaid met felgekleurde muskieten aan touwen, eronder hangen minimensjes die razendsnel manoeuvreren over witgekopte golven. Het uitzinnige gevoel van vrijheid blijft, ook op de lege kustweg naar het noorden. Links de brede branding van een oceaanachtige zee die hagelwitte golven over het kiezelstrand gooit. Wit, blauw, lucht en schuim. Rechts rustig akkerland, een paar verkoolde bomen en struiken en voor ons bergen en de ondergaande zon. Alle tijd. Mooier wordt het niet.
Met dank aan Wytske Roodbergen, Wil Spoelstra en Griekenland Magazine.