Een verhaal over Kythira

15 maart 2011 Bas Wanrooij

Kythira kent weinig klassieke zuilen en beelden, maar is rijk aan mythologische en middeleeuwse historie. Zo landde de frivole Aphrodite in een schelp op de westkust, werd de oude hoofdstad Paleochora verwoest door Barbarossa en kwamen de Zwarte Madonna en haar Kind tot leven door de vondst van een icoon. In de laatste week van september is de bedevaart naar het klooster Myrtidion.

Kwartier, half uur, wie zal het zeggen. Tijd is op Kythira niet uitgevonden. De geiten weten dat hij even slaapt en Vassíli weet, dat de geiten dat weten. Hij kent zijn beesten. Iemand die niet in het vak zit, denkt dat alle geiten op elkaar lijken, maar dat is niet waar. De ene is woest, een andere wil altijd alleen zijn. Die grote zwarte daar, die deugt niet.
“Het lijkt of ze een natte sik heeft, Panayia moe.” Vassili praat tegen zichzelf. Tegen een ander kan hij niks zeggen, want hij is met zijn geiten alleen op de vlakte. Vreemd. Is ze alleen naar de drinkplaats geweest, terwijl hij sliep? Kan niet. Maar hoe komt dat beest aan een natte sik op het heetst van de dag. Hij gaat zitten en loert naar de geit, maar die kijkt spottend terug en verdwijnt. Weer een hazenslaapje, maar het gaat niet. De natte geitensik laat hem niet met rust. Die betekent water. Water is belangrijk, wat heet belangrijk? Water is … nou ja, alles. Wie kan zonder water? En er is al zo weinig op Kythira. Dat zwarte kreng heeft water gevonden, dat is het. Langzaam staat hij op en gaat achter de zwerver aan. Maar die vertelt hem niets, bijt een skina-topje kapot, kijkt hem even vals aan, grinnikt kort en drentelt weg.
De dag daarop is Vassili nog luier dan gewoonlijk. Hij dommelt steeds weg, maar hij ziet precies tussen zijn oogharen, waar ze gaat. En ja! Daar?! Nee natuurlijk niet, daar kan nog geen rat door. En achter die mirte is niks dan vatos, de dwergbraam met felle doorns. Zenuwachtig loopt hij die kant op. Dat beest is toch hier verdwenen.

De icoon

Doorntakken in een ondoordringbaar slop. Hij ligt al op zijn buik en wurmt zich een weg. Een schram meer of minder is geen probleem, die vatos-troep wordt al minder dicht. Dikke Papa Yannis met zijn vette buik zou het niet kunnen. Een geluid, Vassili hoort het vlak voor hem. Hij ligt even stil. Het is de zwarte, zonder twijfel. Hij ruikt het mirtebosje en de lucht neemt een dikke zachtgroene schijn aan. De geit is nergens meer te bekennen. Zacht hoort hij een bekend geluid. Water!
Vassilis kruipt verder, in de richting waar het geluid vandaan lijkt te komen. Onder een mosgroene steen staat een kommetje water, net groot genoeg voor de spitse bek van een geit. Vassilis houdt zijn gekromde hand eronder en drinkt gretig. Het koele water is heerlijk en hij probeert het kommetje met zijn harde handen wat groter te maken. Zijn nagels krabben over de grond. Dat is toch niet makkelijk, hij stuit op een harde steen. “Ella, Panayia”,en hij licht het ding een beetje op. De steen is plat en dun. Steen? Steen? Welnee, steen voelt heel anders. Maar… is het wel een steen? Het lijkt wel hout! Hoe kan dat nou, daar in de grond? Een vreemde gejaagdheid komt over hem. Hij graaft, klauwt, wroet in de steentjes, wortelresten en grond. Nou en of dat een plank is, groot en breed. Het lijkt wel of er kleur op zit. Plots beseft hij wat het moet zijn. Het antwoord is vanbinnen naar boven gedrongen. De icoon! De icoon die lang geleden op het eiland kwam. En hij, Vassili, moet die vinden. “Mijn God, wat moet ik doen?” Hij is huilerig, maar graaft automatisch verder, kan niet anders. “Vergeef me Panayitsa.” Hij schreeuwt, rukt aan het hout, stompt nog wat rommel weg en daar is ze. Hij voelt zich duizelig, ondersteboven, probeert voorzichtig wat modder en vuil van de afbeelding te wassen. Mag hij dat wel doen en wat moet er verder gebeuren? Is dit nu een teken, dat de Panayia hem een beetje liefheeft? Hem, de onbehouwen, onverschillige stommeling, uitgerekend hij vindt die verschrikkelijk heilige plank? Iconen zijn machtig en sterk. En dan al die mirten. In de hele vallei is geen mirt te bekennen, behalve op deze plek, hoe is het mogelijk. Eigenlijk nogal wiedes, de Panayiawilde niet tussen die vervloekte vatos liggen. De verf laat los, waar hij gewreven heeft. Zwart ongeverfd hout verschijnt. Hij huilt: “Ik kon er niks aan doen, Panayitsa, ik wilde je alleen maar schoonmaken.”
Hij houdt even op, tracht zich te strekken. Het is benauwd en nauw. Hij moet wat doen. Natuurlijk, naar het dorp! Die icoon is een zaak voor de Papás. Voorzichtig kruipt hij terug, dubbel moeilijk nu met zijn heilige last en die verdomde struiken, die tegen het hout krassen. Eenmaal uit de doorntunnel begint hij te rennen over het monopati, het pad richting dorp. Plots schieten de geiten door zijn dansende gedachten. Hij kan ze niet aan hun lot overlaten.
Ze moeten terug in de mandri. Vassili probeert de dieren te verzamelen. De dieren werken niet mee, het is nog veel te vroeg om weer in het hok opgeborgen te worden. Toch lukt het Vassili en hij gaat opnieuw op weg naar het dorp, de natte icoon voorzichtig in beide handen.

Triomf

Er is niemand te zien bij het dorp, maar zijn harde stem brengt daar gauw verandering in. “Ik heb de icoon gevonden. Waar is Papa Manolis, ik heb de grote icoon! Van de Panayia. Ze is zwart. Ela, ela!” Daar is de oude vrouw van Miltiadis al. Ze zegt niets, ziet de icoon, knielt, kust het hout en daarna de hand, die de icoon vasthoudt. Vassili wil zijn hand terugtrekken. Hem de hand kussen? Ze is gek.
Anderen komen. Ook de Papás, in zijn zwaar verstelde werkrok en met het kleine verfomfaaide kalotje op het grijze touwhaar.
“Ti trechi, wat is er?”
Maar de aandacht van Vassili wordt even opgeslokt door iets anders. Verschillende vrouwen liggen op hun knieën in het rode stofzand van de weg, slaan kruisjes en proberen zijn handen te kussen. Mannen staan besluiteloos een paar meter verder. Hij voelt zich ongemakkelijk.
“Wat heb je daar, Vassili, laat eens zien.” Het klinkt scherp en kortaf.
Papa Manoli ziet onmiddellijk dat dit de icoon is, waarover de mythe handelt. De mythe van de vorst uit Ethiopië, die de icoon kwijtraakte na een schipbreuk. Maar hij neemt Vassili toch een streng verhoor af.
“Waar vond je de plank? Hoe? Wanneer?”
Hij twijfelt als hij het verhaal aanhoort. Mirten groeien niet op de plek waar Vassilis zijn geiten hoedt. Toch maakt de Papas haast om voor de nacht in Ayios Theodoros te zijn, bij de bisschop. En dat is minstens twee uur met zijn muilezel. Onderweg bedenkt hij wat hij zal zeggen. Hij zal het kort houden als hij zijn chef ziet: “Sevasmiotate, hier is de icoon.”

Verering

Terwijl de opwinding op Kythira groeit, komt de bisschop de volgende dag in hoogst eigen persoon. Honderden mensen roezemoezen en kussen hem de hand. Vassili is zenuwachtig en ongelukkig thuis gebleven. De bisschop zal hem vast een standje geven. Hij had ook nooit met zijn vuile handen aan het allerheiligste moeten komen. Daar komt hij. “Panayitsa mou, help me!” Vassili valt op zijn knieën.
Vassili vertelt in één ruk de hele historie, soms onderbroken door de bisschop, als iets niet geheel duidelijk is. Samen bezoeken ze de vindplaats. Nee, de bisschop gaat niet op zijn heilige buik door de vatos, maar dat hoeft ook niet. Wel tien sterke kerels met kapmessen maken de weg voor hem vrij.
Ze vinden alles precies, zoals Vassili het heeft verteld. Daarna is er stilte, want de bisschop spreekt.
“Mijn lieve kinderen van onze Heilge Orthodoxe Kerk. U weet allemaal heel goed waarom wij hier bij elkaar zijn. Onze goede Vassili heeft de icoon van de Moeder van God, met het Heilige Kind gevonden. Die icoon is afkomstig van de Ethiopische keizer, die lang geleden strandde op de rotsige kusten van Kythira. De Panayia wilde de icoon op Kythira houden. Daarom bleef ze verstopt tussen vatosen mirten. Het is de icoon van de zwarte Mirtenmaagd. En dat de Panayia de icoon hier liet blijven en een bron liet ontstaan, is een bewijs dat ze hier vereerd wil worden. Dus zullen we een kapel bouwen met een speciale plaats voor deze heilige icoon”.
Een half jaar later is de kapel klaar en ingewijd door de bisschop en velen van diens collega”s. In heel Griekenland hoort men van de vondst en maakt men kopieën van de zwarte vrouw met het zwarte kind en aanbidt hen. De zwarte Panayia zelf schenkt weinig aandacht aan het gebeuren en doet voorlopig geen wonderen. Maar wie weet wat de toekomst brengt!