Ieder Grieks eiland heeft zijn eigen charme. Op Chios, waartoe ook de eilandjes Psara en Inousses behoren, blinkt de bevolking uit in gastvrijheid. Bewoners van de oude dorpjes nemen de tijd voor een praatje met iedere bezoeker en geven daarbij graag informatie over de traditionele ambachten.
Overal op Griekenland vind je mooie plekjes, maar het eiland Chios, met een oppervlakte van 840km², pakt me vanaf het eerste moment helemaal in. Het is zó anders dat ik met verwondering om me heen kijk. Ruige berglandschappen en bloeiende boomgaarden, eeuwenoude dorpjes, een lange kustlijn en een welvarende uitstraling vallen als eerste op. De duizenden lalades, zeldzame rode tulpen, die overal op de vlaktes bloeien, zijn echte eyecatchers. Ten noorden van Chios-stad, dat op slechts 8km afstand van Turkije ligt, vindt men de Daskalopetra, de steen waarop Homerus zat als hij les gaf.
De Grieken staan algemeen bekend om hun gastvrijheid en vriendelijkheid, maar hier doen ze er nog een schepje bovenop. Geen moeite is te veel en op een simpele vraag volgt een heel gesprek. Hierdoor duurt alles uren, maar is het wel altijd gezellig. Men zegt ‘i Xiotes pane duo-duo’, oftewel ‘de Chioten komen altijd met z’n tweeën’, doelend op het sterke samenhorigheidsgevoel van de eilandbewoners. Gevoelsmatig strekt zich dat ook uit naar bezoekers; je bent duidelijk meer dan welkom op dit eiland waarvan men zegt dat Homerus er geboren is.
Kallimasia
Ons verblijf ligt ten zuiden van Chios-stad, vlakbij Kallimasia. Op het ruisen van de zee en het fluiten van de vogels na is het er stil. Vlakbij ligt het strand van Agia Fotini met kristalhelder water en diverse tavernes en barretjes; vorig jaar is het uitgeroepen tot het schoonste strand van Chios. In de school van het dorp bevindt zich een folkloristisch museum waar oprichter Ioannis Kolliaros ons enthousiast rondleidt. Meer dan vijfduizend voorwerpen geven een goed beeld van het dagelijks leven en de oude ambachten op het eiland. Ik kijk mijn ogen uit: een oude olijfpers, bruidsjurken, maatbekertjes waarmee de eitjes van de zijderups werden gewogen en mastiekgereedschap, te veel om op te noemen. Omdat het museum door vrijwilligers gerund wordt, is het handig een afspraak te maken voor de bezichtiging. Het is absoluut de moeite waard.
Huilende bomen
Wie Chios zegt, denkt aan mastiek. De meeste mastiekdorpen bevinden zich in het zuiden van het eiland, waar de bodemgesteldheid bijzonder is. Dit gebied heet de Mastichoria en hier groeit de Pistacia lentiscus (skinos in het Grieks); van de hars van deze boom wordt de mastiek geoogst. Dit is keihard werk waar de Grieken het hele jaar mee bezig zijn. Eerst kerven ze de schors, ‘doen de boom pijn ’, zodat de hars gaat stromen, ‘de boom huilt’. De gestolde hars wordt vervolgens verzameld, gezeefd, gewassen en gedroogd. Op het laatst worden de pitas, zoals de brokken mastiek worden genoemd, met een naald van onzuiverheden ontdaan. Dit mag met recht monnikenwerk genoemd worden. Een kilo mastiek levert ongeveer € 70,- op, maar regent het één keer dan is de oogst waardeloos. Het wordt verwerkt in cosmetische en farmaceutische producten, maar ook in gerechten. De Chioten drinken iedere ochtend een glas water met mastiek erin opgelost, dat schijnt heilzaam te werken. Op het eiland zijn nog 24 mastiekdorpen, waarvan Pyrgi de belangrijkste is. Anderen zijn Mesta, Olympi, Kalamoti, Armolia, Kallimasia, Nenita en Vessa.
Doolhof-dorp
Pyrgi is een zeer fotogeniek (mastiek)dorpje: veel huizen zijn voorzien van xisto, een traditionele manier van patronen aanbrengen. Eerst brengt men een laag cement met zeezand aan, vervolgens kalk waarin men de patronen krast zodat de donkere onderlaag zichtbaar wordt. We dwalen door het dorpje, letterlijk in dit geval, want Pyrgi heeft de bijnaam ‘doolhof-dorp’. Om overvallers te verwarren lopen veel straatjes dood en boven de steegjes zijn kamares te zien; bogen die van huis naar huis lopen en als vluchtroute werden gebruikt. De laatbyzantijnse Apostelenkerk schijnt de moeite waard te zijn, maar was wegens werkzaamheden helaas gesloten. In dit dorp zou Christopher Columbus gewoond hebben; er zijn nog steeds mensen die dezelfde achternaam dragen. Ik maak een praatje met Maria die voor haar huis zit te haken en met Anthonis die een hele berg versgeplukte munt schoonmaakt.
Ook Mesta is een dorp dat je eigenlijk niet mag overslaan. Het hele dorp is een vesting met maar één ingang en één uitgang. Kijk voordat je er in gaat zeker even op de plattegrond, want verdwalen is hier heel makkelijk. Doordat je steeds benieuwd bent wat er om de volgende hoek te zien is, wordt je als het ware het dorp ingezogen. Steegjes, poortjes en bogen volgen elkaar op en huizen bevinden zich op de meest onverwachte plekken. In het midden is een gezellig plein met tavernes en de Taxiarchis kerk, de rijkste kerk van Chios.
Chios-stad
De Kastro vesting in Chios-stad werd gebouwd in 993 na Chr. Dit gedeelte is altijd bewoond geweest door verschillende groeperingen en dat is nog steeds te zien. Zo vind je er ondermeer een Ottomaanse begraafplaats, de Bairikli Moskee, de mooi opgeknapte hamam (helaas niet meer in gebruik), de Agios Georgios kerk en de Agios Nikolaos kerk. Bij koffieshop Illiastra op het centrale plein is (gratis) een handig plattegrondje te verkrijgen.
De Kambosvlakte ligt iets ten zuiden van Chios-stad. De huizen hier zijn gebouwd door de Genuezen die van de 11e tot 14e eeuw de macht hadden. De geel tot rood/paarse steensoort die voor de landhuizen gebruikt werd, komt uit Thymiana. Men noemt het wel ‘het Toscane van Chios’ vanwege de duidelijk Italiaanse bouwstijl. Ook ‘de tuin van Chios’ hoor je vaak omdat er werkelijk een weelde van fruit aan de bomen hangt. De Genuezen ontdekten dat de grond heel vruchtbaar is en legden citrusplantages aan. Wij zijn er in het voorjaar en de lucht is zwaar geparfumeerd door de bloeiende citrusbomen, sinaasappelen, mandarijnen, citroenen, grapefruits en matsitika, de bloedsinaasappel.
We wandelen door de straatjes en proberen over de muren heen een indruk te krijgen van de landhuizen. Wat een rijkdom! Van de 200 landhuizen zijn er nog pakweg 50 overgebleven. Sommige zijn schitterend gerestaureerd, anderen pronken met hun vergane glorie. De hoogtijdagen zijn goed voor te stellen en ook anno 2015 zou ik hier zo een huis willen kopen. Wat een heerlijke plek met al die doorkijkjes, geuren en kleuren van het fruit. Een goed startpunt is het citrusmuseum. Neem daar een plattegrondje mee waarop de plantages aangegeven staan. Het is beter de auto bij de school te laten staan want de wegen zijn soms erg smal. Wandelen of fietsen is ideaal omdat het een vlak gebied is.
Bloederige afdrukken
Iets buiten Kallimasia richting Chios-stad ligt het Agios Minasklooster. Hier werden in 1822 op ‘Grote zaterdag’ (de dag voor Orthodox Pasen) 3500 mensen door de Turken afgeslacht. Een groot aantal werd opgesloten in de kerk die vervolgens in brand werd gestoken. De kerk is op de oude fundering herbouwd en volgens de uiteg is op het marmer het silhouet te zien van de priester en bloederige afdrukken van kindervoetjes. In een kapelletje staan kasten vol knekels en de oude deur met kogelgaten. Aan het klooster zijn vele verhalen en legenden verbonden die de bewoners je uitgebreid vertellen.
Van de 33 nonnen die er oorspronkelijk woonden zijn er nu nog vijf over. Een van hen, de 75-jarige Maria met een rimpelloos gezicht en een ondeugende glimlach waarbij ze gouden tanden bloot lacht, lijkt het gezelschap heerlijk te vinden. Ze nodigt ons uit voor ena kafedaki, trekt een doos koekjes en een pot glyka tou koutaliyou (zoet, ingemaakt fruit op een lepel) open en babbelt ondertussen honderduit. Als we weggaan krijgen we de koekjes, de pot en een boekje over het klooster mee. Snel knipt ze nog wat geurende bloemen en drukt ons beiden een bosje in handen. “Kom je morgen weer op de koffie?” vraagt ze. Ach Maria, je belichaamt de warme gastvrijheid van de Chioten die ik maar node achter me laat.
Artikel uit Griekenland Magazine editie zomer 2015, geschreven door Rona Lichtenberg.