Op verkenning in Oost Kreta – Naar de randen van Europa

25 november 2013   Bas Wanrooij
Kerkje in Oost Kreta aan zee

Oost Kreta kerkje aan zee

Met een beetje goede wil zou je Oost Kreta als een apart eiland kunnen zien. De sfeer is in elk geval heel eigen. Het bergachtige schiereiland heeft een oppervlak van 800 km2 en is daarmee net zo groot als Chios. Middels een landengte van 12 kilometer is het verbonden met hoofdeiland Kreta. Rondom loopt een kustweg, twee doorgaande wegen gaan van noord naar zuid. Daarbinnen heersen rust en overvloed. Op dit vruchtbare land zijn bewoners gewend hun eigen ding te doen: landbouw bedrijven, exporteren en goed leven. Uit talloze opgravingen uit de Minoïsche tijd, zo’n 4000 jaar geleden, blijkt dat de regio eens een belangrijk, welvarend centrum was voor handel met Klein-Azië, Cyprus en Egypte.

Op Oost-Kreta lijken meer olijfbomen te zijn dan mensen. Zilvergroen liggen tienduizenden bomen als polkadots verspreid over lieflijk glooiende hellingen, staan ze in rijen opgesteld op uitgestrekte landerijen en floreren ze op terrassen die zijn aangelegd tegen ruige berghellingen. Hier groeien de beste olijven ter wereld, en wordt de beste olie geproduceerd. Dit jaar ziet het er echter niet best uit voor de olijfoogst. Er is sprake van een vervelende mug, en ook het stof dat na woestijnstormen in een cruciale fase van de vruchtvorming neersloeg, baart de boeren zorgen. ‘Straks, in november gaan we oogsten. Dan weten we pas wat de schade is,’ zegt Yiorgos Antonidakis, een hartelijke, aimabele man en onze gastheer op deze reis. De ondernemende familie Antonidakis bezit veel grond – en olijfbomen, die kunnen worden geïrrigeerd met water uit eigen bron – rondom Sitía, het charmante havenstadje aan de noordkust, dat ook het levendige agrarische en culturele centrum van de regio is.

Vijf jaar geleden begonnen de broers Yiorgos, Michalis en Manos met de bouw van een exclusief appartementencomplex te midden van hun olijfbomen. De villa’s met privézwembad functioneren inmiddels, een keuken, taverne, broodoven en een plek om raki te stoken zijn in aanbouw. Yiorgos zal er eigenhandig koken en workshops leiden. ‘Kreta moet je proeven, ruiken, horen en zien,’ aldus Yiorgos. ‘Lekker eten, zelf aan de slag met ingrediënten en genieten van muziek en dans.’ De locatie is sfeervol, het uitzicht over de olijfgaarden en de Egeïsche Zee fenomenaal.

Bezield in Oost Kreta

Het is eind oktober, het drukke seizoen is zo goed als voorbij. Met een temperatuur van 28 graden doet het nog aangenaam zomers aan, en we prijzen ons gelukkig dat Yiorgos de tijd neemt om ons rond te leiden – ‘Ik ben hier thuis en ik wil alles jullie graag laten zien.’ Ziedaar de befaamde Kretenzische trots en gastvrijheid. Oktober is een mooie tijd voor een bezoek. Het is de tijd waarin het land zich kan laten kennen zoals het is: bergachtig en immens, uitgestrekt, kalm en stil, met hier en daar een plukje huizen met vriendelijke, trotse inwoners en overal de overrompelende aanwezigheid van de bergen en de natuur. Het is er echt. Authentiek. Wezenlijk. Vruchtbaar. Bezield. Het leven teruggebracht tot de essentie.

In Yiorgos’ fourwheeldrive rijden we onder een azuurblauwe hemel door eindeloze olijfboomgaarden noordwaarts, richting Egeïsche Zee. We zijn op weg naar het Faneroméni-klooster, een 14e-eeuws complexje dat werd gebouwd naast de grot waar een bijzondere Maria-ikoon werd gevonden (zeg ‘ont-dekt’, de betekenis van het woord faneroméni). Links in de diepte ligt een baai met kalkstenen kiezels, daarachter een kloof met indrukwekkende, grillige rotsformaties. Geen dier te zien, geen geluid te horen – op de sporadische roofvogel na, die zich hoog in de lucht boven ons laat meevoeren door de thermiek. Eerder die dag hebben we door het relatief jonge stadje Sitía gewandeld, langs de haven, het archeologisch museum en het Venetiaanse fort, en hebben we op de wekelijkse markt brood, kaas, olijven, tomaten en cactusvruchten ingeslagen voor de lunch.

Flessen water en een fles raki liggen standaard in de auto, speciaal voor ons heeft Yiorgos gedroogd gerookt varkensvlees meegenomen. Een aangename barbecuegeur verspreidt zich door de auto terwijl wij ons laten rijden en ons vergapen aan het uitzicht. Dat is het gevoel op Oost-Kreta – vrij zijn van al het onbelangrijke en in alle nederigheid en kleinheid één zijn met de natuur en je lotsbestemming vervullen. Waar je ook kijkt, je bent omringd door de eeuwig zwijgende bergen. Als reusachtige wezens liggen ze op hun rug te slapen, hun silhouetten, hun gezichten, worden met de dag vertrouwder. En de eindeloze zee is nooit ver weg.

Imposant Oost Kreta

Uitzicht op Oost Kreta

Eindeloos uitzicht op Oost Kreta

Onze dagen met Yiorgos glijden als in een droom voorbij. We nemen de mooie kustweg en bekijken kerkjes en het klooster Moní Toplóu, zwemmen bij het palmenstrand bij Vaï, struinen door de opgravingen bij Itanós en rijden dan zuidwaarts, door eindeloos berglandschap afgewisseld met graanvelden en af en toe een dorpje en een kerktoren. Laat in de namiddag, als het al begint te schemeren, bereiken we het einde van de wereld, nu eens in de vorm van een paar huizen en restaurants bij de uitgestrekte ruïnes van Káto Zakrós, die tegen een imposante berghelling rusten. Europa is hier ver weg, de blik is gericht op het Oosten.

Ik probeer me voor te stellen hoe het hier drieduizend jaar geleden geweest zou kunnen zijn, toen de vreedzame Minoïsche beschaving op zijn hoogtepunt was. Hoe anders dan nu, in alle leegte en stilte. Mensen, schepen, geluiden, drukte, gepraat, gelach. Op plekken waar nu brokken steen liggen en opgravingen worden gedaan – veel activiteiten liggen momenteel stil wegens geldgebrek – bevonden zich vissersdorpen, handelscentra en zelfs hele paleizen. Het moet een stijlvolle, dynamische wereld zijn geweest. Wie weet hoeveel van die wereld zich nog op de zeebodem bevindt, hoeveel er is verzwolgen door golven en ander natuurgeweld. Intrigerend dat de cultuur rond 1350 v.Chr. zomaar is uitgevaagd – al kan er ook ‘gewoon’ oorlog in het spel zijn… Die avond eten we gestoofd lamsvlees en drinken piepjonge rode wijn bij Nikos Platanákis’ taverna. Hoewel het maar een uur en tien minuten rijden is van Sitía naar Káto Zakrós, hebben Yiorgos en Nikos elkaar twee jaar niet gezien. We proosten op het leven en wandelen later in de duisternis, onder de volle maan, in stilte langs de ruïnes.

Magisch Oost Kreta

Een heel andere wandeling maken we de volgende ochtend vanuit Exo Moulianó, waar we in alle vroegte afdalen in de Richtis-kloof en het 4 kilometer lange pad naar de kust volgen. Wat een contrast met gisteren, deze beschutte, schaduwrijke sprookjeswereld met metershoge oleanders, druiven, walnoten- en vijgenbomen en platanen. Na een mooie tocht nemen we node afscheid van Yiorgos en rijden naar Ierápetra, de zuidelijkste en warmste stad van Europa, waar naast landbouw ook veel tuinbouw in kassen wordt bedreven.

De föhnwind van het Afrikaanse continent jaagt de golven van de Libische Zee op, tot ze in driedubbele rijen met helderwitte koppen stukslaan op het strand en tegen de boulevard, vlak voor de souvenirwinkels en restaurants. Het waait zo hard, dat zelfs cruiseschepen het niet aandurven de haven van Santorini binnen te varen, en ervoor kiezen uit te wijken naar Iráklion. In Knosós, bij het Paleis van Koning Minos, zullen ze blij zijn. Als wij de steen geworden fantasie van archeoloog Sir Arthur Evans komen bekijken, zijn er geen rijen. Op ons gemak verkennen we het paleis en het archeologisch museum van Iráklion. Indrukwekkend is het zeker. Bijzonder ook, omdat de collectie Minoïsche fresco’s en artefacten zo volledig is.

Wat mij van deze reis echter het meest bij zal blijven, is het grootse, magische gevoel van verbondenheid dat ik ervoer bij de leegte, de stilte en de eeuwenoude ruïnes en halfvoltooide opgravingen aan de kusten van Oost-Kreta.